Historische personages

Een flink aantal van de personages die voorkomen in de historische roman De Smeekbede hebben echt bestaan. Over een paar van deze historische figuren kun je hieronder meer te weten komen.

Gerrard Abeloos in Amsterdam, postadres voor Engelbert Kelderman. Partner in manufacturenfirma (Junius van) Hemert en Abeloos, gelegen ‘op de Voorburgwal bij de Molsteeg’.

Hiëronymus van Alphen (1746-1803). Dichter, vooral bekend door zijn gedichten voor kinderen, waaronder Jantje zag eens pruimen hangen.

Anthony Blom (Overveen, 1744-Suriname, 1807) leerde in zijn jeugd het vak van hovenier. In 1765 werd hij aangesteld als tuinman en blankofficier op de koffieplantage Meerzorg. Hij klom er op tot plantagedirecteur. Zijn kennis van de landbouw in Suriname bracht hij samen in het in 1786 verschenen Verhandeling over den landbouw, in de Colonie Suriname. Tussen 1801 en 1805 was Blom redacteur van het tijdschrift De Surinaamsche landman.

Fragment van het titelblad van Verhandeling over den Landbouw van Blom. Ook Heshuysen staat vermeld.

Boni (ca. 1730-1793), was een vrijheidsstrijder en leider van de marrons/weglopers in Suriname. Zijn moeder, zwanger van haar meester, vluchtte het bos in, waar ze bij de Cottica-Marrons beviel van Boni. In 1765 volgde hij Asikan Sylvester op als leider van de groep die onder zijn naam bekend zou worden. Na jaren van aanvallen en tegenaanvallen werd hij uiteindelijk onder grote druk van luitenant Stoelman, commandant van de Redi Musu, door Bambi, een Aucaans opperhoofd, verraden en gedood. Bekende medestrijders van Boni zijn Baron en Jolicoeur (zie Dahlberg).

Johan Pieter Broeckhoff, achttiende-eeuwse dichter van Dicht- en Zedekundige Zinnebeelden en Bespiegelingen (Amsterdam 1770). Vestigde zich als koopman te Emmerik, maar bleef dichten en vertalen (uit het Duits).

Karel Willem Ferdinand van Brunswijk-Wolfenbüttel (1735-1806), neef van ‘de dikke hertog’ Lodewijk van Brunswijk, was een Pruisisch veldmaarschalk en leidde in 1787 de veldtocht tegen de Nederlanden naar aanleiding van de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen bij Goejanverwellesluis, en herstelde de macht van stadhouder Willem v.

Lodewijk Ernst van Brunswijk-Wolfenbüttel-Bevern (1718-1788) was een militair in Oostenrijkse en Nederlandse dienst. Na het overlijden van de regentes-weduwe Anna van Hannover in 1759 werd ‘de dikke hertog’ besturend voogd over de minderjarige Willem v.

Hester Wilhelmina Callenburgh Baartmans (1739-1826), dichteres. Het vroegst bekende gedicht van haar dateert uit 1762: een ‘Zegenwensch’ bij het huwelijk van haar zus Antonia Johanna met Engelbert Kelderman, schepen van Vianen. Ook schreef ze Dankzegging van Nederland op de overwinning op Doggerbank op de Engelsche vloot.

Jacobus Eliza Johannes Capitein (1717-1747) werd op elfjarige leeftijd door een Hollandse handelaar uit West-Afrika mee naar Nederland genomen. Hij ging in Leiden theologie studeren en rondde die studie in 1742 af met een dissertatie, waarin hij slavernij verdedigde als ‘niet strydig tegen de christelyke vryheid’.

Jacques Cassard (1679-1740) was een Franse scheepskapitein en kaapvaarder, die Paramaribo chanteerde om hem brandschatting te betalen .Plantage-eigenaren stuurden hun slaven de bossen in, zodat Cassard hen niet kon roven en de planters er niet voor konden worden belast. Uiteindelijk werd er toch meer dan een half miljoen gulden betaald en keerden veel van de slaven niet meer terug naar de plantages. Het beleg van Cassard in 1712, dat twee maanden duurde, was de aanleiding tot de bouw van Fort Amsterdam.

Carl Gustaf Dahlberg (1721-1781), een Zweedse officier en plantage-eigenaar in Suriname. Verzamelde planten en hield hierover in de periode 1766- 1771 een catalogus bij. Hij vestigde de aandacht van de Zweedse plantkundige Carl Linnaeus op het door Quassie van Nieuw Timotibo ontdekte koortswerend middel, waarover hij met laatstgenoemde in conflict raakte. Dahlberg was ook eigenaar van Baron, een slaafgemaakte die hij lezen en schrijven leerde en meenam op een reis naar Holland. Hij beloofde Baron de vrijheid bij terugkeer, maar terug in Suriname verkocht hij hem alsnog. Baron ontvluchtte zijn nieuwe meester, richtte fort Buku op en werd net als Boni en Jolicoeur een van de strijders tegen het slavensysteem.

Jan Melchior Dam (1722-1781), mede-eigenaar van suikerraffinaderij Den Toelast, Wijnstraat 61-63, Dordrecht. De fabriek werd genoemd naar het gelijknamige pakhuis, dat in maart 1763 voor fl 4.000,- werd aangekocht om er een suikerraffinaderij in te vestigen.

Krijttekening van Susanna Dumion voor haar honderdste verjaardag in 1813 (Jacob Ernst Marcus, Teylers Museum)

Susanna Dumion (Suriname, 1713-Haarlem, 1818). Dumion kwam omstreeks 1748 als slaafgemaakte mee met de familie Lespinasse naar Amsterdam. Ze kreeg pas haar vrijheid bij overlijden van weduwe Susanna Taunay-Lespinasse in 1778. Ze was ongehuwd en woonde op het eind van haar lange leven aan de Kleine Houtstraat in Haarlem. Ze werd maar liefst 105 jaar.

Cornelis van Engelen (1722-1793) was redacteur van het sociaal bewogen tijdschrift De Philosooph, dat vanaf begin 1766 tot eind 1769 wekelijks op maandag verscheen. De doopsgezinde predikant schreef daarin het gedicht ‘De Negerslaaf ’.

Philip Fermin (Berlijn, 1729-Maastricht, 1813) schreef Nieuwe algemeene beschryving
van de colonie van Suriname (1770).

Rhijnvis Feith (1753-1824) was een Nederlandse schrijver van gedichten, toneelstukken en van de eerste Nederlandse roman (Julia). Hij werd voor zijn werk meerdere malen onderscheiden met gouden en zilveren penningen.

Gouverneurs van Suriname: Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck (dienstjaren 1683 tot 1688); Wigbold Crommelin (1757-1768). Bernard Texier van 1779 tot zijn dood in 1783. Jan Gerhard Wichers van 1784 tot 1790.

Floris Visscher Heshuysen (Haarlem, 1741 (1739?)-Paramaribo, 1807), schepen van de stad Haarlem. Vertrok naar Suriname waar hij eigenaar was van plantage Helena Christina en daarnaast administrateur van twaalf andere plantages. De familie Heshuysen was financier van plantage-eigenaren in de West-Indische koloniën en zelf eigenaar van de suikerplantage Nahamoe. Floris was redacteur van Bloms publicatie over de Surinaamse landbouw en bekleedde verschillende ambtelijke functies.

De Duitse dominee Johann Wilhelm Kals (1700-1780) vertrok in 1731 naar Suriname. Hij werd Suriname weer uitgewerkt, nadat hij kritiek had geuit op de uitwassen van het slavernijsysteem. Hij schreef erover in Neerlands hooft- en wortel-sonde, het verzuym van de bekeringe der heydenen (1756).

Wilhelmina van Kelderman werd waarschijnlijk rond 1734 in Suriname geboren. Ze kreeg een zoon die Dauphijn heette en in 1804 wettig vrijkwam. Zelf kwam ze rond 1795 vrij. Ze stierf in 1836, bijna 102 jaar oud.

Engelbert Kelderman, gedoopt te Vianen op 6 juli 1735. Trouwde er op 7 november 1762 met Antonia Johanna Callenburgh Baartmans. Hun oudste zoon heette Gérard Kelderman. Engelberts jongste zus Petronella trouwde met Corneille de Cazenabe. Hun dochter Elisabeth trouwde in 1788 met Jan Kuvel.

Christoph Kersten (1733-1796) werd uitgezonden door de Evangelische Broedergemeente te Herrnhut en vestigde zich in 1765 in Paramaribo. Hij hield zich bezig met het kleermakersvak en het zendingswerk onder de zwarte bevolking van de stad. In 1767 kocht hij met twee anderen een pand voor handel en zending. Tegenwoordig staat op dit kruispunt van de Maagdenstraat en de Steenbakkerijstraat de Grote Stadskerk van de Moravische Broeders. In 1768 werd de kleermakerij annex manufacturenhandel voortgezet onder de naam C. Kersten en Co. Zelf keerde hij terug naar Duitsland. Het bedrijf bestaat nog steeds; het warenhuis is in 2014 opgeheven.

De winkel van Kersten in 1911

Jean-Baptiste Kléber (1753-1800) was een Franse generaal tijdens de Franse revolutionaire oorlogen. In 1794 nam hij na een kort beleg Maastricht in. Vier jaar later vergezelde hij Napoleon Bonaparte naar Egypte, waar hij bij een moordaanslag in Caïro om het leven kwam.

Jan Konijnenburg (1758-1831) was een Nederlands predikant, hoogleraar, wetenschapper, patriot en politicus. Hij schreef Proeve eener Verhandeling over den slaavenhandel (1790).

(Portret van Konijnenburg door Anthonie van den Bos, naar Hendrik Willem Caspari, rond 1800, Rijksmuseum)

Jean-Baptiste Labat (1663-1738): Franse missionaris, plantage-eigenaar en schrijver.

De Franse Marquis de Lafayette (1757-1834), sloot zich aan bij de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijders. Hij speelde vooral in de eerste jaren van de Franse Revolutie een prominente rol. Hoewel hij enige tijd in bezit was van een kruidnagelplantage in Cayenne (Frans-Guyana), streefde hij als lid van de Société des amis des Noirs onmiddellijke afschaffing van de slavernij na.

Jean Merle was in 1789 directeur van plantage Klarenbeek (Claarenbeek), die overvallen werd door marrons. Hij werd door Boni c.s. ontvoerd en als gijzelaar vastgehouden. Veertien maanden na de overval werd Merle bij een aanval op het dorp van Boni door militairen bevrijd.

Negotiatiehuizen: Nicolaas Brant & Comp., Van den Poll & Co, Reijdenius en Zoon, Coopstadt en Rochussen, Valckenier en Du Quesne, Hudig, Chomel & Jordan.

Plantage-eigenaren en/of directeuren: Hatterman (zaakgelastigde van Rust en Werk en eigenaar van Meerzorg), Pels, Du Maurin, Bisschoff (van de recht zaak Bisschof ), Treboulon (ook rechtszaak). Pousset (administrateur en directeur van Sinabo in 1734). Familie Lespinasse ((voormalig) eigenaar van Susanna Dumion).

Jean-Charles Pichegru (1761-1804) was een Franse generaal, die eind 1794, begin 1795 de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bezette. In 1797 was Pichegru betrokken bij een poging tot staatsgreep en werd verbannen naar Frans-Guyana. Hij ontsnapte in juni 1798 lopend naar Suriname, waar hij door gouverneur De Friderici in bescherming werd genomen. Hij overleed in gevangschap in Parijs.

Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen (Berlijn, 1751-Apeldoorn, 1820) was de echtgenote van stadhouder Willem v. Toen vanaf 1786 de legers van de orangisten en de patriotten tegenover elkaar kwamen te staan en Willem v noch politiek noch militair ingreep, ging ze op 28 juni 1787 op weg naar Den Haag om te overleggen met de Staten van Holland, maar ook met de bedoeling een volksopstand te ontketenen. Ze werd echter vlak bij de Goejanverwellesluis door patriotten gearresteerd.

Dokter Theesing (Vianen) Schepen van Vianen. Tijdens de 18e-eeuwse onlusten tussen patriotten en prinsgezinden was in juni 1787 het garnizoen van Oudewater onder leiding van een geschorste officier naar de prins overgelopen. Ze trokken stelend en tierend op naar Ameide, Lexmond en Heusden en ook naar Vianen. In Lexmond werd op 13 juni dokter Theesing, schepen van Vianen, samen met een zoon van een schepen uit Heusden door de soldaten mishandeld en achter een kar gebonden en voortgesleept, terwijl in Heicop de dominee en de schoolmeester werden gemolesteerd, omdat zij patriotten waren. (Verslag in Resoluties van de Staten van Holland, 13 juni 1787).

Quassie van Nieuw Timotibo (Guinea, Afrika, 1692-Paramaribo, 1787) was een 18de-eeuwse Surinaamse kruidenkenner en was beroemd en berucht als jager op weggelopen slaven. Zijn quassiebita (geneeskrachtige kruidendrank) werd via Carl Gustaaf Dahlberg ook in Europa bekend. In 1776 bracht hij een bezoek aan Holland, waar hij door de stadhouder werd ontvangen en geschenken van hem kreeg. Kijk ook op Slavernij en jij.

Quassi van Timotibo, getekend door Stedman, gravure van Dall’Acqua (1818)

Christiaan Roepel (geboren 1739 Maastricht, sterfdatum onbekend). Uit de Surinaamse Almanak van 1794: ‘Wy zullen meede alhier aanstippen, de nuttige uitvinding van het inpakken der catoen in vierkante baalen door de heeren C. Roepel en N.L. Robatel, waardoor de catoen zuiverder en schoonder bewaart blyven, en de kosten van vragt vermindert word, dog oude gewoonte, ingewortelde vooroordeelen en eigen belang zyn menigmaal de hinderpaalen om het beste aan te neemen en één Reede om het nuttige met veragting te verwerpen.’

Paul François Roos (Amsterdam, 1751-Paramaribo, 1805), dichter. Verschillende posities op diverse plantages, ook koopman. Werd benoemd tot ‘Raad van Policie en Crimineele Justitie’.

Illustratie uit de dichtbundel Surinaamsche Mengelpoezy (1804) door Paul Roos

Elisabeth Samson (1715 -1771), een vrije (zwarte) vrouw exploiteerde met de Duitser Carl Creutz een aantal koffieplantages. Na zijn dood kwamen die ten dele in haar bezit. Zij verwierf, samen met haar zus Nanette, daarna meerdere plantages. Ze werd zeer vermogend en verdiende per jaar tussen de vijf à tien keer zoveel als de Nederlandse gouverneur. In Amsterdam liet zij in 1767 voor de export van haar koffie zelfs een fregat bouwen. Eerder, in 1764 wilde ze trouwen met (de blanke) Christopher Braband, eigenaar van een zaagmolen, maar de Raden van Politie verboden haar dit. Ze vertrok naar Nederland om het besluit aan te vechten en won die strijd na drie jaar. Helaas was Christopher toen al overleden. Ze trouwde als eerste zwarte vrouw in 1767 met een blanke man, Hermanus Zobre, en liet hem na haar dood meer dan een miljoen gulden na. De plantages bleven in het bezit van haar zus.

Cynthia Mc Leod die een boek over Samson schreef (De vrije negerin Elisabeth. Gevangene van kleur. Conserve, 2000) zet zich in haar woonhuis aan de Wagenwegstraat in Paramaribo te restaureren

Foto door auteur van De Smeekbede (2020)

Van Schaick (Utrechtse bakkersfamilie 17e en 18e eeuw). Het pand op de hoek van de Plompetorengracht en de Wittevrouwenstraat in Utrecht bestaat sinds ongeveer 1600. Vrijwel vanaf het begin tot op heden zijn op dit adres bakkers gevestigd. Op de afbeelding een replica.

Scheepskapiteins: Delvoss en Melville, Jan Menkenveld van het fregat Haast u Langzaam, koopvaardijkapitein Hermans, De Broek (commandant van oorlogschip), koopvaardijkapitein Tiede, Jan de Groot Jansz. van de Sara Clasina en Paulina, Dennis Butler van de Illustrious President, schipper Jacob Prott van de Jonge Gerhard en Louisa.

Hendrik Schouten (Amsterdam, 1748-Paramaribo, 1801), letterkundige, lid van De Surinaamsche Lettervrienden, ook dichter, toneelspeler. Vader van Gerrit Schouten, eerste erkende creoolse schilder/kunstenaar in Suriname. Hendrik huwde in 1772 Suzanna Johanna Hanssen, dochter van een rijke Duitse plantagehouder en een vrijgeboren zwarte vrouw.

(Hiernaast een portret van actrice en zangeres Manoushka Zeegelaar Breeveld als Suzanna Hanssen, te zien op de tentoonstelling Hollandse Meesters Herzien in de Amsterdam-vleugel van de Hermitage, Amsterdam)

Johanna Francina Seonnet (1762-1796), echtgenote van Paul François Roos.

Tula (? – 1795) Leider van de slavenopstand op Curaçao in augustus 1795, die met een guerrillatactiek aanvankelijk succes boekte. Pogingen van de franciscaner pater Jacobus Schinck te onderhandelen liepen op niets uit. Na een maand van gevechten werd Tula echter op 19 september 1795 gevangengenomen. Op 3 oktober werd hij op een kruis gebonden en zijn botten gebroken. Zijn lichaam en dat van 28 medestrijders werd na afloop in zee gegooid, zijn afgeslagen hoofd tentoongesteld. Op 20 november 1795 werd in een verordening alsnog een aantal concessies vastgelegd die de strijders hadden bedongen. Vier jaar eerder, in 1791, begon de opstand op Saint-Domingue die, geleid door de vrijgemaakte Toussaint Louverture (1743-1803), na een langdurige en bloedige strijd in 1804 resulteerde in het uitroepen van de onafhankelijke republiek Haïti.

Willem Six heer Van Oterleek (1761-1811) was van 1786 tot 1795 secretaris van de Sociëteit van Suriname en woonde lange tijd aan de Keizersgracht in Amsterdam.

De geschiedenis van het buitenhuis Slangevegt in Breukelen is verbonden aan de suikerraffinaderij Uytzigt op de Lijnbaansgracht te Amsterdam, ongeveer op de plek waar van 2005 tot 2019 poppodium en theater the Sugar Factory zat.

John Gabriël Stedman (Dendermonde, 1744-Devonshire, 1797) was een Schots-Nederlandse officier in de Schotse Brigade van het Nederlandse leger. Van 1772 tot 1777 vocht hij als vrijwilliger mee in een expeditie die de opstand van weggelopen slaven moest onderdrukken. In 1796 verscheen Stedmans verslag in Londen onder de titel Narrative of a five years’ expedition against the revolted negroes of Surinam met gravures van William Blake naar tekeningen van Stedman zelf.

Portret van John Stedman, (tekening van hemzelf, prenten van William Blake en gravure van Reinier Vinkeles naar een gravure van Jean-Baptiste Tardieu)

Christiaan Hendrik Trotz (1703-1773). De in Colberg (Duitsland) geboren Trotz was een Nederlands rechtsgeleerde en de eerste hoogleraar Nederlands staatsrecht. Van 1751 tot 1752 was hij Rector Magnificus van de Universiteit Franeker, van 1757 tot 1758 was hij dat aan de Universiteit Utrecht.

Veroordeelden van de brand in Paramaribo in 1832: Cojo, Mentor, Present, Winst, Tom, Christiaan en Frederik. De drie jongens Cojo, Mentor en Present worden in Paramaribo inmiddels als vrijheidsstrijders herdacht. Er zijn theorieën dat de grote brand die in dezelfde maand in 1832 Jodensavanne in de as legde, met deze vrijheidsstrijd te maken had.

Portretten van Present, Mentor en Cojo door Gerrit Schouten, 1833

W. van Vloten, notaris te Vianen (achttiende eeuw).

Willem IV (Willem Karel Hendrik Friso; 1711-1751) was prins van Oranje en vorst van Oranje-Nassau. Hij was de eerste erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Provinciën, tot stadhouder en kapitein-generaal uitgeroepen in 1747. Nadat de Fransen dat jaar Staats-Vlaanderen waren binnengevallen en de Republiek onder druk stond, grepen de prinsgezinden hun kans. Willem werd dat jaar door studenten van de Universiteit feestelijk in Utrecht onthaald.

Willem V (1748-1806), prins van Oranje, vorst van Oranje-Nassau, was de laatste erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1751- 1795), ten tijde van de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog, de patriottentijd en de Franse revolutionaire oorlogen. Nadat Maastricht eind 1794 was gevallen en Pichegru begin 1795 over de rivieren richting Utrecht was doorgestoten, vluchtte de stadhouder naar Engeland.

Unico Wilkens (geboren in Bellingwolde, overleden in 1793). Eigenaar van vier suikerplantages. Het geld voor deze plantages had hij verdiend in zijn functie als de eerste exploicteur (deurwaarder) van Suriname.

Johan Arnold Zoutman (1724-1793) was schout-bij-nacht van Holland en West-Friesland en bevelhebber van de Nederlandse vloot tijdens de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog (1780-1784).

(Johan Arnold Zoutman door August Christian Hauck in 1770)

Belle van Zuylen (Zuilen, 1740-Colombier, 1805). Isabella Agneta Elisabeth van Tuyll van Serooskerken was een Nederlandse Franstalige auteur en componiste. Ze schreef in het geheim de novelle Le noble (De edelman, 1762), die een schandaal veroorzaakte. Toen haar (adellijke) vader ontdekte dat zij het geschreven had, kocht hij vrijwel de hele oplage op en liet deze vernietigen.