De bronnen

De Smeekbede in historisch perspectief

De brief van Wilhelmina van Kelderman uit 1795 aan haar oude meester Engelbert Kelderman in Holland, gevonden in het Londense archief en onderzocht door Dirk J. Tang en Jean Jacques Vrij vormt het uitgangspunt voor deze roman.

De Amsterdamse kunstenares Iris Kensmil (1970) maakte voor haar drieluik Out of History (2013)  een portret van Wilhelmina van Kelderman. Ze maakte het werk in opdracht van CBK Zuidoost en het Amsterdam Museum in 2013, 150 jaar na de officiële afschaffing van de slavernij. Behalve van Wilhelmina maakte Kensmil ook (fictieve) portetten van Elisabeth Samson en granman Fabi Labi Dikan.

Bij het schrijven van De Smeekbede heb ik vervolgens voortgebouwd op het historisch onderzoek dat al is gedaan, waardoor ik uit een stapel van meer dan honderd boeken en een lange reeks websites mijn informatie kon halen. Uit deze uitgebreide lijst noem ik een aantal studies met name, gerangschikt naar onderwerp, waarbij ik me bij voorbaat verontschuldig voor omissies.

Slavernij

Voor Quassi’s schipbreuk heb ik vooral veel gehad aan Slavenschip Leusden. Moord aan de monding van de Marowijnerivier (2013) van Leo Balai. In aflevering 2 van de vierdelige tv-serie Enslaved (2020) vertelt dr. Leo Balai over de moordpartij op het schip Leusden, indrukwekkend en aangrijpend, met indringende beelden. De Quassie van Timotibo kon ik inkleuren door Trouw aan de blanken. Quassie van Nieuw Timotibo, twist en strijd in de 18de eeuw in Suriname (2004) van Frank Dragtenstein. Voor het verhaal van Boni kon ik terecht bij De bosnegers zijn gekomen! Slavernij en rebellie in Suriname (1992) van Wim S.M. Hoogbergen en een artikel hierover van Silvia W. de Groot in De Gids (1970). Over Tula putte ik uit het artikel van Paul van der Steen ‘De slavenopstand van Tula op Curaçao’ in Historisch Nieuwsblad (2011).

Panorama van Gerrit Schouten, 1829. Detail uit Gezicht op een plantage (vermoedelijk Zeezicht)

Over de negotiatiehuizen vond ik nuttige informatie in de studies van Gert Oostindie, Ineke de Groot-Teunissen (in De Gids, 1970), J.P. van de Voort (De Westindische Plantages van 1720 tot 1795. Financiën en handel, 1973), E. Rademakers (scriptie,  2015) en C.K. Kesler (in De West-Indische Gids, 1927, over Nicolaas Brant). Gert Oostindie schreef met Alex van Stipriaan uitgebreid over Anthony Blom (en zijn visie op plantagebeheer) in het tijdschrift Oso (1991), maar ook over andere plantages (Oostindie o.a. in Roosenburg en Mon Bijou. Twee Surinaamse plantages, 1720-1870 (uit 1989) en Van Stipriaan in Surinaams contrast. Roofbouw en overleven in een Caraïbische plantagekolonie, 1993). Meer over Blom vond ik bij F. Oudschans Dentz (De Nieuwe Gids, 1932), die ook schreef over plantages (De West-Indische Gids, 1944), net als Huub A. Everaert (proefschrift, 1999), en J.L. van Zanden (Arbeid tijdens het handelskapitalisme, 1991). Meer over het cordonpad door majoor A. Koopmans in De Militaire Spectator (1965). Uiteraard noem ik ook Henk den Heijers Geschiedenis van de WIC (Herziene editie, 2013).

Nog meer slavernij

Koffieplant, Georg Dionysius Ehret (1708 – 1770)

Belangrijke andere bronnen over slavernij waren voor mij Eigendomsstrijd. De geschiedenis van slavernij en emancipatie in Suriname (2018) van Karwan Fatah-Black, De bagage van Bomhoff en Van Breugel. Japan, Java, Tripoli en Suriname in de negentiende-eeuwse Nederlandse cultuur van het imperialisme (1998) van Susan Legène, Kind aan de ketting. Opgroeien in slavernij toen en nu (2011) van Aspha Bijnaar, Slavernij, een geschiedenis (2013) van Dirk J. Tang, De geschiedenis van Suriname (2012) van Hans Buddingh’ en de artikelen van Jean Jacques Vrij: ‘‘Schatje lief, nu heeft ik maar een slaav meer te verkoopen’. Brieven uit de slavenkolonie Suriname’, in De smeekbede van een oude slavin en andere verhalen uit de West (Sailing Letters Journaal ii, 2009), ‘De slavenkolonie Suriname 1667-1799’ in Geweld in de West. Een militaire geschiedenis van de Nederlandse Atlantische wereld 1600-1800 (uit 2013) en ‘Maroons, futuboi and free blacks: examples of Akan immigrants in Suriname in the era of slavery’ in Merchants, missionaries and migrants. 300 years of Dutch-Ghanain Relations (2002). Veel over Suriname (boeken, foto’s schilderijen etc.) is te vinden op de uitgebreide website van Carl Haarnack: Buku Bibliotheca Surinamica. Ook is er veel over slavernij te lezen op de prachtige en leerzame website Slavernij en jij (met quizvragen!) van Aspha Bijnaar en Vanessa Vijzelman (project van NiNsee).

Herrnhutters

Hof van Justitie aan het Oranjeplein, Pierre Benoit (1839)

Over de herrnhutters leerde ik veel uit de studie van Maria Lenders, Strijders van het Lam. Leven en werk van Herrnhutterbroeders en -zusters in Suriname, 1735-1900 (uit 1994) en het proefschrift van K.A. Zeefuik over de zending uit 1973. Yvon van der Pijl schreef over Afrikaans-Surinaamse rituelen rondom dood en rouw in Bronnen voor de Studie van Suriname (2007). Evelien Sint Nicolaas schreef in Ketens en banden. Suriname en Nederlands sinds 1600 (2018) over de branden in Paramaribo, die Dédé aan het eind van haar leven meemaakt.

Scheepvaart

Hoe het er aan boord van schepen in de voorbije eeuwen aan toeging haalde ik onder andere uit het artikel Het leven aan boord van een WIC-schip van Tim Wachelder op de website Historien (2007), de uitgave van Reinder Reinders (red.) uit 1992 over scheepsuitrustingen en uit de verschillende studies van Vibeke Roeper, Roelof van Gelder en G.J.D. Wildeman, waaronder Reizen op papier (1996) en In dienst van de Compagnie (2002). In studies van Geert-Jaap Hallewas (1981) en Stephen Snelders (2012) las ik over ziekten en gezondheidszorg in Suriname. In het Zeeuws Archief is veel terug te vinden over de reizen van kapitein Menkenveld.

Dichters

John Gabriel Stedman kreeg een gezicht door Dichter in de jungle (2018) van Roelof van Gelder. Meer over Surinaamse literatuur las ik bij Michiel van Kempen (Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, 2002), A.N. Paasman (Reinhart: Nederlandse literatuur en slavernij ten tijde van de Verlichting, 1984) en over de dichter Paul François Roos behalve bij Van Kempen ook bij Paula Keijser in Suikerriet, suikerverdriet. Slavernij in enkele 18e-eeuwse teksten (1985).

View of the Estate Alkmaar, on the River Commewine, 1813. From ‘Narrative, of a Five Years’ Expedition, against the Revolted Negroes of Surinam, in Guiana, on the West Coast of South Africa’, volume II, by J G Stedman, London, 1813. Gravures gemaakt naar tekeningen van Stedman.

Zwart in Nederland

De oude dame die Dédé in Amsterdam ontmoet kon ik vormgeven door het artikel ‘De levens van Susanna Dumion en twee andere Afro-Westindische vrouwen in de 18e eeuw’ in Wi Rutu (2015) van Jean Jacques Vrij. Meer over zwarten in Amsterdam en Nederland las ik bij Mark Ponte (‘Al de swarten die hier ter stede comen Een Afro-Atlantische gemeenschap in zeventiende-eeuws Amsterdam), bij Carl Haarnack en Dienke Hondius (Swart’ in Nederland – Afrikanen en Creolen in de Noordelijke Nederlanden vanaf de middeleeuwen tot de twintigste eeuw) en Esther Schreuder (Cupido en Sideron, twee moren aan het hof van Oranje, 2017). Over vrije zwarten in Suriname las ik in Cynthia McLeods Elisabeth Samson: Een vrije zwarte vrouw in het achttiende-eeuwse Suriname (1996) en in Een ongekende elite. De opkomst van een gekleurde elite in koloniaal Suriname 1800-1863 van Ellen Neslo uit 2016.

Achttiende-eeuws Utrecht

Voor Engelberts studietijd putte ik uit het hoofdstuk van Leen Dorsman ‘365 jaar rechtsgeleerdheid’ (Rechten in Utrecht. De academische studie in verleden, heden en toekomst, 2002) en uit Vier eeuwen Nederlandsch studentenleven van A.C.J. de Vrankrijker uit 1936. Uit deze laatste bron is ook het achttiende-eeuwse Utrechtse studentenlied overgenomen. Over huwelijk en gezin in de achttiende eeuw las ik bij Donald Haks (1985). Over de burgeroorlog tussen patriotten en prinsgezinden kon ik putten uit het gelijknamige artikel van Rob Herber in De Biltse Grift (2005) en dat van H.J. Smit ‘Vianen in de patriottentijd’ in het Jaarboek Oud-Utrecht (1987, pp. 189-221).

Kaart van Suriname (detail), Alexander de Lavaux (1737-1757)

Oudere bronnen

Zonder al deze uitvoerige studies had De Smeekbede geen vlees op de botten gehad. Zonder de volgende overgeleverde bronnen had het aan kleur ontbroken: oorspronkelijke teksten van Anthony Blom (Verhandeling over den Landbouw, 1776), W. Boekhoudt (reisverslag uit 1874), Charles Brouwn (in Surinaamsche Staatkundige Almanach 1796), van Jan Jacob Hartsinck (Beschryving van Guiana, of de wilde kust in Zuid-America, 1770), Salomon du Plessis (1752), George Richardson Porter (De landbouw, 1845), W.M.M. van Gelre (de weduwe Boxel in 1735 over plantagebeheer, heruitgave in De West-Indische Gids, 1923), Jan Konijnenburg, Johannes de Cros (brief uit 1767), Julien Wolbers (Geschiedenis van Suriname uit 1861), A.B. Saakes (brief 1806), W.A. Bachiene (Vaderlandsche geographie, 1791), John Stedman (vertaling Michael Ietswaart uit 2014), Belle van Zuylen (De edelman uit 1763, heruitgave 1975), Philip Fermin (Nieuwe algemeene beschryving van de colonie uit 1770) en Elisabeth van der Woude (bewerking dagboek door Kim Isolde Mulder uit 2001), De Gids: Almanak voor Suriname (op de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren terug te vinden).

Ook zocht en vond ik relevante anekdotes of gegevens in bewaarde kranten (zoals de Amsterdamse Courant, Nationaale Na-Courant, Nederlandsche Courant, De Surinaamsche nieuwsvertelder, Weeklyksche Woensdaagse Surinaamsche Courant, allemaal te vinden op Delpher), de Surinaamsche Staatkundige Almanach voor den Jaare 1794 (en 1795, 1796), het Zeeuws Archief en het Utrechts Archief.

De oorspronkelijke zegenwensen van Engelberts schoonzus en dichteres Hester Wilhelmina Callenburgh Baartmans die tijdens het huwelijksdiner in Vianen worden voorgedragen, zijn op google boeken terug te vinden.

Over het ongeluk van Quassi op de plantage haalde ik inspiratie uit de Zonderlinge briev, van een voornaem heer aen een zyner vrienden geschreven vanuit Surinaemen uit 1757, ook op google boeken (uitgave 1767) te vinden. Hierin schrijft een witte inwoner over zijn ervaringen naar zijn relaties in Holland. Hoeveel een slaafgemaakte kost, die goed kan koken. Hoe duur het vlees er is, wat een predikant verdient, welke vruchten er groeien en hoe er ongelukken kunnen gebeuren met het molenrad.

De diorama’s van Schouten

De aangehaalde gedichten zijn van Hester Wilhelmina Callenburgh Baartmans (zie hiervoor), Johan Pieter Broeckhoff, Cornelis van Engelen, Hendrik Schouten en Paul François Roos. Hoe Suriname er indertijd uitzag is onder andere goed te zien in de kunstwerken van de zoon van voornoemde dichter Schouten, zoals in de uitgave van Clazien Medendorp, Kijkkasten uit Suriname. De diorama’s van Gerrit Schouten. Ook van belang daarbij waren de kaart van Alexander de Lavaux uit 1737, de tekeningen van Johan Antonie Kaldenbach (1760-1818), Maria Sibylla Merian (1647-1717), de achttiende-eeuwse Zweedse schilder Fredrik Jägerschjöld, de eerder genoemde Stedman en van de Belgische tekenaar en schilder Pierre Jacques Benoit (1782-1854).

Het briefje dat Janna aan haar vader schrijft is geïnspireerd op het briefje van Annetje, aangehaald in het hoofdstuk van Maria Patijn: ‘”Weest gegroet mijn lieve vader”. Annetje Yochems leert schrijven’ in De dominee met het stenen hart en andere overzeese briefgeheimen (2008) uit de reeks Sailing Letters Journaal.

Keukengeheimen

Dédé maakt gerechten uit De volmaakte Geldersche keuken-meyd uit 1756, ondersteund door de uitgave van Jacques Meerman over de geschiedenis van de Nederlandse keuken (2015), zodat er ook geur en smaak in het verhaal kwam.

Leestips

Lees natuurlijk ook Wij slaven van Suriname van Anton de Kom (1934, heruitgave 2020). Een kleine greep uit romans over het land: De stille plantage (1931) en De laaiende stilte (1952) van Albert Helman, Hoe duur was de suiker (1987) van Cynthia McLeod, De zwarte Lord (2009) van Rihana Jamaludin en De koningin van Paramaribo (1999) van Clark Accord. Kijk hier voor meer tips.