In het Stedelijk Museum Vianen is van 23 juni tot en met 24 november 2024 de tentoonstelling Hedendaagse kunst uit Suriname te zien met werk van Marcel Pinas en Isan Corinde. De smeekbede vormde de aanleiding voor de tentoonstelling. Ook het portret dat Iris Kensmil in 2013 van Wilhelmina van Kelderman maakte, wordt er getoond. Vanaf 1 januari 2025 zijn de kunstwerken te zien in Moengo, Suriname.
In het werk van Corinde spelen de verhalen die zijn oma hem vertelde een grote rol. Het beeld van het schip waarin de slaafgemaakten als ‘streepjes’ naast elkaar lagen, zie je terug op al zijn werken.
Pinas bewerkte een beeld dat hij voor de tentoonstelling maakte met teer waarmee de schepen vroeger waterdicht werden gemaakt. De geur slaat op je keel en benam hem bij het maken de adem, ook omdat hij misselijk werd van emotie.
Lees hier meer over de feestelijke opening.
Tijdens de opening sprak minister Robbert Dijkgraaf mooie woorden over Dédé en De smeekbede:
‘Overal in de wereld waar het Nederlandse slavernijverleden een stempel heeft achtergelaten, zien we vandaag de drang om die koloniale stilte te vullen. Historici verrijken met hun onderzoek en publicaties onze kennis. Maar opvallend is het dat juist kunstenaars erin slagen om met hun scheppingsdrang en verbeeldingskracht de vonk te laten overslaan tussen het verleden en het heden.
Zoals schrijver Lianne Damen, die de tot slaaf gemaakte Dédé centraal stelt in haar roman De smeekbede. Het verhaal dat de aanleiding vormt voor de tentoonstelling hier in Vianen. Het moet een ware krachttoer zijn geweest om de kille en summiere boekhoudkundige feiten over Dédés leven als puzzelstukjes te combineren met de puzzelstukjes uit andere bronnen.
Engelbert Kelderman – stel je voor hoe hij hier in de kerk rondgelopen heeft – beschouwde zichzelf als haar meester en noemde haar Wilhelmina van Kelderman. Geheel volgens het koloniale model is er over hem veel meer bekend in de archieven. Als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap fascineert het mij hoe het levensverhaal van Dédé tot uitdrukking komt in alle beleidsterreinen van mijn departement. In de O, de C en de W. In het erfgoed: de geschreven smeekbede van Dédé die Engelbert nooit bereikte, en bijna tweehonderd jaar later in een archief in Londen werd opgemerkt. In de roman, in de theaterversie, in deze tentoonstelling en in het programma voor het onderwijs dat daar weer uit voortvloeit. De hele menukaart van OCW komt voorbij.’ Lees hier de volledige toespraak.
De tentoonstelling kwam mede dankzij de subsidieregeling Herdenkingsjaar Slavernijverleden van het Mondriaan Fonds tot stand. Ook werd steun verleend door de provincie Utrecht.