Paramaribo, maart 1795. De vrijgemaakt Dédé geeft een brief aan haar voormalige meester mee met een koopvaardijschip, bestemming Amsterdam, waarin zij hem smeekt om zijn steun. Het schip wordt gekaapt en de brief komt nooit aan. De brief, die bijna twee eeuwen later opduikt in een Londens archief, vormde voor Lianne Damen de inspiratie voor ‘De smeekbede’, een historische roman over het roerige leven van Dédé.
door Corien Ligtenberg / Brabant Cultureel
Lianne Damen (Veldhoven 1969) studeerde geschiedenis aan de Universiteit Utrecht en was onder meer uitgever bij KIT Publishers (Tropeninstituut). Tegenwoordig is zij zelfstandig auteur, redacteur en scenarioschrijver. Damen stuitte bij het project Sailing Letters van de Koninklijke Bibliotheek op de Prize Papers. Dat zijn documenten die tussen 1652 en 1815 door Britse kapers op vijandelijke schepen waren buitgemaakt en die nu worden bewaard in The National Archives van Kew in Londen. Het zijn onder meer brieven van zeelieden aan hun handelscontacten, maar ook brieven van achterblijvers aan familie overzee en vice versa.
Een van die brieven is van de oude, vrijgemaakte Dédé uit Suriname die op het omslag van De smeekbede indrukwekkend wordt verbeeld door het schilderij van Dinah, Portrait of a Negress (1866) van Jonathan Eastman Johnson. In de brief vraagt zij haar voormalige meester in Holland om hulp. Het leven als vrije vrouw valt zwaar en pogingen om haar zoon en enig kind Antó vrij te kopen lopen keer op keer spaak. ‘Mijn meester, ach neemt mijn bede aan’, schrijft ze op 14 maart 1795 in een brief vanuit Suriname aan Engelbert Kelderman, haar voormalige meester in Holland. In de haven van Paramaribo wordt de brief verscheept met bestemming Amsterdam. Maar het schip wordt gekaapt en de brief komt nooit aan.
Wilhelmina
Damens interesse was gewekt. Ze vroeg zich af wie Dédé – of Wilhelmina van Kelderman zoals ze officieel heette, want zelfs de naam die haar ouders haar gaven, mocht ze als slaaf niet houden – was en waarom zij uitgerekend de hulp inriep van de man die haar eigenaar, haar meester was geweest. Damen werkte drie jaar aan haar debuutroman De smeekbede. De overgeleverde geschiedenis vormt de ondergrond voor het verhaal, de levens en karaktereigenschappen van de personages zijn ontsproten uit Damens fantasie. De lijst van archieven en historische bronnen die Damen raadpleegde, is te raadplegen op haar website.
De roman begint met afwisselend hoofdstukken over het leven van Dédé in Suriname en dat van Engelbert Kelderman, die bij aanvang rechten studeert in Utrecht. Dédé wordt op een Surinaamse plantage geboren als dochter van slaafgemaakte Afrikaanse ouders. Die zijn vanuit Afrika verscheept om op een van de vele plantages te werken. Haar vader wordt doorverkocht als Dédé nog klein is en zij groeit op met alleen haar moeder, een harde tijd vol ontberingen. Later wordt ook Dédé’s zoon Antó in slavernij geboren. De geschiedenis herhaalt zich.
Verderop in het boek komen de verhalen van Dédé en Kelderman samen. Kelderman, inmiddels een getrouwd man met kinderen, vertrekt naar de Surinaamse plantages om fortuin te maken met de handel in koffie en suiker. Hij keert pas terug naar Nederland en naar zijn vrouw Antoinette als zijn zoon zijn werk heeft overgenomen, met Dédé in zijn kielzog.
Informatief
In het begin van het boek is de schrijfstijl staccato, met korte zinnen, soms zonder werkwoord. Een stijl die zich voortzet in de dialogen. Dat kan te maken hebben met de ‘stem’ van Dédé, dan nog een kind. Gaandeweg leest De smeekbede steeds lekkerder. Het verhaal is informatief en boeit en als lezer wil je graag doorlezen om te weten hoe het Dédé vergaat.
De smeekbede is interessant, het onderzoek dat Damen deed grondig en ze heeft veel te vertellen. Het verhaal wordt chronologisch verteld, met sprongetjes in de tijd. De historicus in Damen verloochent zich niet en het fictieve verhaal dient als kapstok voor tal van historische feiten en gebeurtenissen. Dat maakt het verhaal erg informatief, maar soms ook wat geconstrueerd, met duidelijke ‘bruggetjes’.
In het boek komen niet alleen de tegenstellingen tussen de machtige Hollanders en de slaafgemaakten aan bod – tussen zwart en wit, arm en rijk, warm en koud, Hollandse pot versus gekruid eten et cetera. Ook de raakvlakken van die levens worden benoemd. Ziekte, verlies en eenzaamheid sloegen niemand over. Dat leidt soms voorzichtig tot toenadering, bijvoorbeeld wanneer Dédé na een periode in Holland bij het gezin van Kelderman, teruggaat naar Suriname en van de vrouw des huizes een fraaie set lakens krijgt, lakens die zij zelf heeft gekant.
Moor
In de verantwoording schrijft Damen dat zij achttiende-eeuwse termen als slaaf, neger, mestis en mulat in de spreektaal en gedachten van haar personages verwerkt, omdat dat destijds gangbare termen waren. Damen: ‘Ik ben me ervan bewust dat deze terminologie als kwetsend kan worden ervaren, maar in de context van deze historische roman vind ik het belangrijk dat deze woorden wel worden genoemd, om te laten proeven hoe de visie op ras en status destijds smaakte.’
Daar valt echter op af te dingen. Wanneer Kelderman een slaafgemaakte vanuit Suriname meeneemt Holland, in de veronderstelling dat zijn vrouw ‘erg ingenomen zou zijn met hun eigen Moor om mee te pronken’, vraag je je als lezer af of die zinsnede uit bronnen in de archieven komt – dat hoop je bijna – of uit de pen van de auteur. In datzelfde licht is een zin als: ‘In halfslaap zag hij vanuit het niets zwarte schimmen op hem afstormen en spookten de verhalen van gifmengsters door zijn hoofd, pikzwarten […]’ voor de lezer best ongemakkelijk.
Kip
In De smeekbede gaat opvallend veel aandacht naar eten en koken. Alinea’s worden volgeschreven over de heerlijkste gebakken kip, ingenieus gevulde eieren, tongstrelend lekkere koekjes. Het water loopt de lezer in de mond. Damen heeft daar duidelijk veel plezier in gehad. Een van de historische bronnen die ze heeft gebruikt is De volmaakte Geldersche keukenmeid uit 1756, het kookboek waaruit Dédé in het boek haar gerechten maakt. Dat bood Damen de kans, zoals ze in haar dankwoord zegt, ‘geur en smaak’ aan het verhaal te geven. Heerlijk.