Pakkend slavenverhaal uit Suriname

Door Pierre MG Peeters op Hebban en Indeboekenkast / ****

De smeekbede verhaalt de geschiedenis van jurist Engelbert Kelderman, die einde 18e eeuw administrateur/beheerder van enkele plantages in Suriname wordt, en van Dédé, slavin op een van deze plantages. We lezen het verhaal afwisselend uit het oogpunt van Engelbert – later ook vanuit het standpunt van zijn zoon Gerrit – en uit het oogpunt van Dédé.

Engelbert krijgt in Nederland te horen dat er met de suikerplantages in Suriname erg veel geld verdiend kan worden. Dit klinkt als goud in zijn oren, want hij heeft schulden. Hij beslist dan ook om af te reizen naar Suriname en zijn gezin in Nederland achter te laten.

Dédé verneemt van haar moeder hoe zij, haar familie en lotgenoten als slaven terecht gekomen zijn en tewerkgesteld worden in Suriname. Dédé werkt eerst op het land, waar zij zware arbeid moet verrichten en naderhand wordt zij aangesteld om als hulpje en later kokkin te werken in het huis van haar meester. Als huisslaaf heeft ze uiteindelijk een beter leven dan de anderen die hard labeur uitvoeren in/op de plantages en veel vernederingen en straffen moeten ondergaan van de opzichters.

De smeekbede is een erg boeiend en intrigerend boek. Rode draad doorheen het verhaal is slavernij en de wil van Dédé om zichzelf en haar zoon vrij te kunnen kopen en als vrij persoon te kunnen/mogen leven.

Oorsprong van het boek ligt in een teruggevonden brief waarin Wilhelmina van heer E. Kelderman, in casu Dédé, haar meester bedankt om haar te hebben vrijgekocht. Het was echter ook een smeekbede om werk, omdat zij op straat stond. Omwille van onrusten op/rond het vasteland en het wemelen van kapers op de zeeën, bereikte de brief nooit zijn bestemming.

Auteur Lianne Damen, historica van opleiding, deed verder onderzoek naar de slavernij in het algemeen en in het bijzonder op Suriname. Zij gaf de hoofdfiguur een gezicht, een stem, een identiteit! Dédé’s leven was zwaar en liep nooit over rozen. Zij was niets of niemand, had geen rechten, enkel maar plichten en behoorde toe aan de eigenaar van de plantage.

De auteur heeft een zeer mooie schrijfstijl. Vlotte gestileerde zinnen beschrijven hoe het er aan toe ging en hoe het de personages verging. Bij sommige passages was het soms slikken bij en over de hardheid, de gruwel die mensen elkaar (kunnen) aandoen. Ook de tegenstelling tussen slaven en meesters weet zij mooi te beschrijven. Ze verbloemt niets en dat maakt het verhaal realistisch en geloofwaardig. De feiten spelen zich als het ware voor je ogen af, zo beeldend en krachtig is deze roman.

De auteur heeft niet louter een verhaal geschreven, maar baseerde haar roman ook op historische feiten, zoals de afgeslagen aanval van de Engelsen op Paramaribo. Het boek belicht een periode waar ikzelf niets van af wist en ook nooit over had gehoord.

Op de cover staat het pakkende schilderij ‘Dinah, Portret of a Negress’ van Jonathan Eastman Johnson. Leunend op een stok, met doffe ogen en mijmerend over ‘wie of wat ben ik?’ Een sterke verwijzing naar de inhoud van het boek.

Als lezer maakte ik ook de bedenking dat slavernij an sich nog steeds bestaat. Er werken in o.a. groenten en fruitplantages nog veel mensen voor een bescheiden (honger)loon en in povere huisvesting…

Leuk is dat de auteur achteraan het boek van een verklarende woordenlijst voorziet voor begrippen en uitdrukkingen.

Dit mooie, intrigerende en pakkende debuut met zijn mooie omslag en een compleet, veelzijdig en realistisch verhaal waardeer ik graag met 4.5 sterren.